Spring naar content

Onderzoek studenten geneeskunde: makkelijk praten over de dood?

19 mei 2020

Wat hebben artsen in opleiding nodig om makkelijker te kunnen praten over de dood? In opdracht van Agora onderzochten studenten van het Erasmus MC in Rotterdam deze vraag. We delen hun bevindingen.

Vier groepen studenten van Erasmus MC in Rotterdam deden mee aan deze afsluitende opdracht voor hun 3e jaar Bachelor Geneeskunde. Het wetenschappelijk onderzoek bestond uit meerdere casussen, onderzoeksvragen, een literatuuronderzoek en veldonderzoek, vaak in de vorm van een vragenlijst en interviews. Vragen die aan de orde kwamen: hoe kun je je comfortabel voelen bij een gesprek over de dood? Hoeveel barrières zijn er? Hoe ga je een dialoog aan? Staat er iets beschreven in de literatuur over de palliatieve fase?

Comfortabel bij een gesprek over de dood

De eerste groep studenten onderzocht wat aankomende artsen nodig hebben om zich comfortabeler te voelen bij gesprekken over de dood. Er blijken verschillende barrières te zijn om te gaan praten over de dood:

  • Het eigen gevoel over de dood
  • Onduidelijke prognose
  • Hoop ontnemen
  • Gerichtheid op genezen
  • Timing (geen tijd, te vroeg/te laat?)
  • Setting (geen goede ruimte voor privé gesprek)
  • Wie moet het gesprek aan gaan en met wie
  • Niet vertrouwd met patiënt
  • Angst voor reactie familie
  • Taal- en culturele barrières
  • Niet competent voelen om gesprek aan te gaan

Er bestaan echter effectieve trainingen en tools om artsen en medisch studenten voor te bereiden op levenseindegesprekken. De meest effectieve trainingen die uit de literatuur komen, zijn het gebruik van rollenspel en simulatiepatiënten. Ook het trainen van communicatieve vaardigheden en het toepassen van groeps- en zelfreflectie maken het makkelijker om gesprekken over het levenseinde te voeren. Uit de enquête blijkt dat medisch studenten hiervoor openstaan.

huisarts patiënt

Klopt de literatuur?

De tweede groep deed onderzoek naar de vraag of het beeld van geneeskundestudenten overeenkomt met de literatuur, op het vlak van ondersteuning van patiënten in de palliatieve fase. Hiervoor verdiepten zij zich in de wereld van de zorg in de palliatieve levensfase., waaronder:

  • Hoe zorgverleners soms worstelen met markering van het moment
  • Hoe communicatie met andere zorgverleners en patiënten verloopt/zou moeten verlopen
  • Hoe je vroegtijdig kunt anticiperen op wensen en behoeften

Geneeskundestudenten zijn in basis wel bekend met palliatieve zorg, was de conclusie, maar ze komen kennis tekort wanneer het aankomt op de concrete vier dimensies. Naast voldoende kennis blijkt dat ook een open houding en voortdurend in gesprek gaan met patiënten nodig zijn, om als zorgverlener een positieve impact te hebben op de kwaliteit van palliatieve zorg. Verdere scholing van studenten, maar ook van zorgprofessionals is nodig, om in de toekomst te kunnen voldoen aan de (toenemende) palliatieve zorgwensen van patiënten.

Zélf de dialoog aangaan

Een derde groep studenten ondervond zelf wat ‘in dialoog gaan over het levenseinde’ kan betekenen. Hiermee gaven zij vorm en inhoud aan de vraag of het dialooggesprek een geschikte manier is om het levenseinde – vaak een moeilijk onderwerp in de medische wereld – bespreekbaar te maken onder medisch studenten.

Onder leiding van een ervaren dialoogbegeleider van de Coalitie Van Betekenis tot het Einde werden dialooggesprekken gehouden met 19 medische studenten. Alle studenten die meededen ervoeren de gesprekken als zinvol en zagen het graag in het onderwijs geïmplementeerd. Hun conclusie: studenten worden bewuster en hebben vertrouwen om het levenseinde te bespreken met hun toekomstige patiënten. In de woordwolk de terugkoppeling in woorden van de deelnemers aan de dialogen.

Rol praktijkondersteuners

De 4e groep studenten tot slot, onderzocht op verzoek van Agora de rol van de praktijkondersteuner in de huisartsenpraktijk (POH) in de palliatieve fase. Hiervoor verdiepten zij zich in vragen als:

  • Hoe is de palliatieve zorg in andere landen georganiseerd?
  • Hoe is de rol van POH in palliatieve zorg te karakteriseren op basis van de vier dimensies?
  • Welke ondersteuningsmogelijkheden heeft de POH’er voor de zorg van palliatieve patiënten?
  • Wat zijn de ervaringen van POH’ers in de palliatieve zorg?

Zij concludeerden dat de functie van POH internationaal onbekend is en dat hun onderzoek het eerste wetenschappelijke onderzoek naar de rol van de POH-ers in de palliatieve zorg is! In andere landen speelt vooral de huisarts een rol in de palliatieve zorg.

Van de 40 POH-ers (verspreid over heel Nederland en representatief) die de vragenlijst invulden was 55% betrokken bij palliatieve zorg. Het merendeel van hen zou meer willen betekenen, maar vindt dat zij – maar ook de huisartsen met wie zij werken – te weinig kennis en dus meer scholing nodig hebben over palliatieve zorg. Hun taken zijn vooral coördinerend en ondersteunend op psychosociaal gebied. Zowel van de patiënten als de naasten en mantelzorgers in de palliatieve fase. De bevindingen uit de enquêtes komen overeen met de literatuur.

Conclusie

Agora kreeg net als voorgaande jaren bevestigd dat er een flink aantal barrières bestaat bij aankomend artsen om te praten over het levenseinde.  Daarom blijft Agora uitdragen richting de medische faculteit van het Erasmus MC en andere opleidingen, dat studenten gericht moeten kunnen oefenen met het praten over taboeonderwerpen, waaronder sterven en dood.

Een ander inzicht is dat studenten na hun 3e jaar nog weinig kennis hebben over de vier dimensies van palliatieve zorg, terwijl de vraag groot is. Een van de groepen rapporteerde op basis van literatuur dat “tussen de 30% en 40% van de mensen die noodzakelijkerwijs zijn opgenomen in het ziekenhuis, een zorgvraag heeft die valt onder (de definitie van) palliatieve zorg. Trekt men het breder, dan heeft rond 70% van de mensen vóór zijn of haar overlijden behoefte aan enige vorm van palliatieve zorg.”

Sandrina Sangers
ssangers@agora.nl / 06 10 38 36 74