Spring naar content

Interview Janny Bakker-Klein

21 maart 2020

Janny Bakker-Klein startte in 2019 als lid van de Raad van Toezicht van Agora. Zij levert daarmee een bijdrage aan Agora’s opdracht: meer samenwerking tussen zorg en welzijn in de laatste levensfase. Vanuit haar jarenlange ervaring als wethouder in de gemeente Huizen, geeft Janny advies over waarom je in lokaal beleid moet ‘omdenken’ om werkelijk van betekenis te zijn voor je inwoners.

Zeven jaar geleden overleed Janny’s vader. Hij had Parkinson, was al lange tijd ziek en had intensieve zorg nodig. “Het was zijn nachtmerrie om naar een verpleeghuis te gaan”, vertelt Janny. “Thuis blijven wonen lukte alleen door mijn moeder intensief te ondersteunen. Wij hadden met de kinderen een schema gemaakt, zoals veel families doen. En we hebben goede afspraken gemaakt met de zorg en de gemeente, vanuit de vraag: wat past bij mijn vader en wat past bij ons als gezin?”

Janny Bakker-Klein

Janny’s vader stierf uiteindelijk zoals hij wilde: thuis in zijn vertrouwde omgeving. “Maar vergis je niet”, benadrukt Janny. “Je moet ongelooflijk veel regelen om aan zo’n wens te voldoen. Toch was de laatste fase in mijn vaders leven zo waardevol! Mensen voegen – ondanks hun kwetsbaarheid of ziekte – in deze fase nog zoveel toe in onze levens. Het is zo onterecht dat zij zich soms nutteloos of ‘tot last’ voelen. Ik ben dankbaar dat ik dat met mijn ouders, broers en zus heb mogen ontdekken. Die ervaring gun ik iedereen.”

Het gaat altijd over geld, tarieven en wetten

Ongelooflijk veel moeten regelen in de laatste levensfase. Vanuit haar wethouderschap in Huizen weet Janny waarover ze spreekt. “Bijna alle gesprekken over dit thema met beleidsmakers gaan over geld, tarieven en wetten. Het is de bestuurlijke werkelijkheid, maar die staat mijlenver af van de uitvoerders van dat beleid. Van hen die aan het bed staan, achter het Wmo-loket zitten en bij mensen thuiskomen. In Huizen hebben we geprobeerd dat om te draaien. Niet redeneren vanuit financiën en vergoedingen, maar vanuit behoefte. Uitgangspunt van ons beleid werd: hoe doen we voor deze inwoner wat nodig is? Hoe wil iemand nog léven? Dan proberen wij dát als gemeente te faciliteren.”

Een mooi uitgangspunt, maar de praktijk is weerbarstig. Janny: “Een inwoner in Huizen had ALS. Ook hij had als grote wens om tot zijn dood thuis verzorgd te worden. Daar was zelfs een huisje voor ingericht in de tuin. Per ongeluk had iemand uit het revalidatiecentrum die de situatie niet helemaal kende, hem aangemeld voor de WLZ. Het gevolg: vanuit die indicatie kreeg hij ineens andere verzorgers aan zijn bed. En erger: hij moest toch naar een verpleeghuis. Ik vroeg als wethouder of we die WLZ-indicatie niet gewoon konden verscheuren? Maar dan kom je uiteraard in de problemen met de zorgverzekeraar. Uiteindelijk hebben we hemel en aarde moeten bewegen om aan de wens van deze man te voldoen. Maar daar hebben we ook onze verantwoordelijkheid voor genomen. Als gemeente hebben we daarvoor een stukje van de extra kosten moeten dragen.” Het illustreert volgens Janny waarom goede samenwerking en communicatie tussen alle betrokken professionals zo belangrijk is.

Abstracte doelgroepen versus individueel maatwerk

Intussen verscheen ook Janny’s proefschrift ‘Anders kijken’. Dat gaat over het vermogen van professionals om in te schatten wat voor de ander werkelijk van betekenis is. Iets dat uitvoerende professionals vaak prima kunnen, voegt Janny eraan toe. “Wijkverpleegkundigen, Wmo-consulenten, cliëntondersteuners; zij hebben een intrinsieke motivatie om te doen wat van betekenis is. En omdat ze letterlijk bij mensen thuiskomen en in gesprek zijn, weten ze ook waar hun inwoners of patiënten echt behoefte aan hebben. In de praktijk is dit altijd maatwerk.

Toch zit dat maatwerk niet in onze bestuurlijke cultuur. Vanuit de overheid staat gelijkheid van burgers voorop: dus bedenken we beleid en systemen voor abstracte ‘doelgroepen’. Maar zo’n blauwdruk past uiteindelijk op niemand, want ieder individu heeft weer andere wensen. Professionals in de uitvoering voelen dat dat schuurt. Zij zijn vervolgens vaak heel creatief om regels op te rekken naar oplossingen die echt bij mensen passen. Maar dat is lastig te vangen in beleid.”

Lef om het anders te doen

Om binnen gemeenten de visie op beleid te veranderen, helpt het uiteraard wel als je zelf op de stoel van de bestuurder zit, erkent Janny. “Maar ook dan moet je het lef hebben om het gewoon anders te gaan dóen. Durf te vertrouwen op de medewerkers in de uitvoering en de inschattingen die zij maken. Hoe kunnen we hén ondersteunen om hun vak goed uit te oefenen? Om hun werk te doen zoals zij dat graag willen? Bestuurders moeten dat mogelijk maken.”

Ze illustreert het met nog een voorbeeld. “Van een ouder echtpaar in onze gemeente had de man intensievere zorg nodig in een instelling. Er was op dat moment echter alleen een kamer voor hém beschikbaar. Voor zijn vrouw was de eerste 3 tot 6 maanden geen plek, terwijl ze dolgraag bij elkaar wilden blijven. We hebben die periode als gemeente overbrugd door de zorg in hun aanleunwoning te intensiveren, terwijl we wachtten op een passende woonplek in het verpleeghuis voor beiden. Ja, dat is op de korte termijn duurder. Maar uiteindelijk bleek die woonplek al na 2 maanden beschikbaar voor het echtpaar en hoefden zij niet na 60 jaar huwelijk van elkaar gescheiden te worden. Dit vraagt echt om omdenken”, licht Janny toe. En om het centraal zetten van de mens en wat voor hem of haar werkelijk van betekenis is.”

3.000 keer een goede oplossing

Als je de mens centraal zet, kom je vanzelf uit bij verschillende organisaties die bij de laatste levensfase betrokken zijn in het sociaal domein. Janny: “In Nederland zijn we gewend van groot naar klein te denken, met totaaloplossingen voor een complete doelgroep. Maar in de praktijk werkt het veel beter je af te vragen: welke oplossing past bij dit individu? Het helpt om die bril ook op te zetten bij het maken van beleid. Zoek je één goede oplossing voor 3.000 mensen? Of zoek je 3.000 keer een passende oplossing voor ieder individu? Naar mijn mening moeten we dat maatwerk in de praktijk tóch elke keer leveren.”

Kennis versnellen

Janny vertelt dat veel gemeenten en zorginstellingen wel proberen om kennis en beleid te ontwikkelen rondom de individuele situaties die zij lokaal tegenkomen. Maar die kennis zou nog veel meer gedeeld moeten worden en verbonden moeten worden met een groter verhaal. Dat is precies de rol van Agora: professionals helpen om in samenwerking betekenis te geven aan de laatste levensfase. Met de mens centraal. De pilots die Agora in een aantal gemeenten doet, gaan daarbij helpen.” Ook doet Janny een pleidooi voor meer samenwerking met kennisinstituten zoals Movisie en Vilans. “Kennis ontwikkelen en delen is het begin. Maar vervolgens zouden we veel meer moeten zoeken naar manieren om dat proces ook op andere plaatsen te ‘versnellen’, om een beweging op gang te brengen.”

Advies aan lokale beleidsmakers

Tot slot nog een advies aan lokale beleidsmakers. Janny: “Ga in gesprek met je collega’s in de uitvoering. Vraag wat zij nodig hebben. Dat zijn vaak praktische en flexibele oplossingen om mensen te helpen, en niet meer regels of kaders. In Huizen was dat ook mijn motto. We hebben letterlijk tegen de gemeenteraad gezegd: als jullie nieuw beleid willen, ga éérst met de uitvoerenden in gesprek. En stel samen de vraag: hoe draagt ons idee bij aan het geven van betekenisvolle hulp. Maak pas beleid als de vraag vanuit de praktijk komt.”

Janny Bakker-Klein is voorzitter van de Raad van Bestuur van Movisie. Ook is zij lid van de Raad van Toezicht van Agora. Zij begon haar loopbaan als verpleegkundige. Na verschillende functies bij onder andere het UMC, de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie, de Nierstichting en de VNG, was zij 12 jaar wethouder in de gemeente Huizen. Janny promoveerde eind 2019 op het thema ‘Responsiviteit in het sociale domein’.

Agora
info@agora.nl / 030 657 58 98