Spring naar content

Clemens en Lenie verbinden ouderenzorg en palliatieve zorg in Zeeland

27 februari 2020

Clemens Lambermont (87 jaar) en Lenie de Leeuw (79 jaar) ondersteunen thuiswonende ouderen in Zeeland. Vanuit hun ervaring geven zij tips aan zorg, welzijn en gemeenten, over het beter bespreekbaar maken van palliatieve zorg met deze groep.

Agora’s opdracht de komende jaren is inzet op het verankeren van de palliatieve benadering in de lokale gemeenschap. Dé plek waar zorg en welzijn samenkomen, maar waar integrale samenwerking nog niet vanzelfsprekend is. Agora wil die samenwerking bevorderen door het bewustzijn in het sociaal domein te vergroten en te kijken naar de rol die welzijnsorganisaties kunnen spelen in ondersteuning van mensen in hun laatste levensfase. Ook als onderdeel van het lokale ouderenbeleid. 

Voorlichting aan ouderen over palliatieve zorg is harde noodzaak

Tijdens een landelijke bijeenkomst over ouderenzorg kwam ik in contact met Clemens Lambermont (87 jaar) en Lenie de Leeuw (79 jaar). Twee zeer vitale ouderen die actief zijn in de belangenbehartiging en ondersteuning van ouderen. Agora was nieuwsgierig hoe die twee verbinding tussen ouderenzorg en palliatieve zorg in de praktijk ervaren. Dat leidde tot een afspraak in Zeeland. 

Praktijkvoorbeeld Clemens en Lenie

Wat weten ouderen van palliatieve zorg?

Clemens en Lenie geven aan blij te zijn met de brief van de minister waarin staat dat palliatieve zorg bekender moet worden. “Dat is hard nodig”, vinden beiden. “Kijk”, zegt Clemens: “Wat euthanasie is, weten mensen. Palliatieve sedatie is voor sommigen ook nog wel bekend, maar dan houdt het op. En als je over palliatieve zorg begint, krijg je vaak als reactie: ‘dat gaat alleen over de laatste tien dagen’. Dat is het beeld! Dat moet eerst van tafel. Want dat palliatieve zorg al ingezet kan worden als iemand ongeneeslijk ziek wordt of kwetsbaar is door ouderdom, is nu gewoon niet bekend. En dat maakt dat mensen onnodig kunnen worstelen met zingevingsvragen. Of dat mantelzorgers overspannen raken en er niet meer kunnen zijn voor hun naasten.”

“Sluit aan bij de taal van ouderen, en benut de kracht van herhaling”

Over hoe het bekender moet worden, heeft Clemens wel ideeën. “Ouderenbonden zijn heel geschikt om het onderwerp te bespreken op lokale themamiddagen. En dan niet eenmalig en alleen daar, maar op verschillende plekken en op verschillende manieren. De kracht van de herhaling!” Maar, vult Lenie aan: “Het moet wel in taal aansluiten bij de ouderen. De zorg zit vol jargon.” Laatst was ik bij een oudere vrouw die nog thuis woont en ik vroeg haar hoe het ging. ‘Wel goed’, zei ze. ‘Er was hier gisteren een ‘kaasmanusje’ van de gemeente. Deze vrouw had geen flauw idee dat ze was bezocht door een ’casemanager’, laat staan dat ze een idee had wat zo iemand voor haar zou kunnen doen.” Daarom vinden beiden het zo belangrijk dat er met ouderen gesproken wordt. “Ik zie ook brieven die vanuit instanties verstuurd worden aan ouderen. Niet te begrijpen. Die vertaal ik dan voor hen”, illustreert Clemens.

Zorg en welzijn in de praktijk

Clemens en Lenie ondersteunen ouderen die thuis wonen als vrijwilliger. Een paar voorbeelden.

Lenie bezoekt iedere zondag een vrouw van 102 jaar. Ze is geestelijk goed en kan alles nog wel zo’n beetje doen. Zij heeft één zoon, die niet in de buurt woont. Hij komt af en toe!  Voor het aantrekken van de kousen heeft ze twee schatten van thuishulpen. Maar buiten de bezoekjes van Lenie en de thuishulpen, ziet ze de hele dag niemand. 

“Maak het thema bespreekbaar via ouderenbonden”

Of een vrouw van 80 jaar, die vroeger kinderverlamming heeft gehad. Haar zoon, die betonvlechter is woonde bij haar in. Na haar jarenlang verzorgd te hebben, kon hij het niet meer aan en ging elders wonen. Huishoudelijke hulp werd door het WMO-loket afgewezen, want ze had een zoon. Toen ze dan maar zelf een gordijn goed wilde hangen, is ze gevallen en brak haar heup.

Een vrouw met osteoporose, heeft twee zoons, Een van hen kookt elke avond voor haar, maar verder is ze de hele dag alleen. Lenie bezoekt haar eens in de drie weken, dat zijn de hoogtepunten in haar leven.

Wie is aan zet?

Dit soort situaties laat zien dat er nog veel te verbeteren valt in de laatste levensfase van kwetsbare ouderen. Zij hebben te maken met eenzaamheid, of verlies van gezondheid en sociale contacten. Ligt hier een taak voor de palliatieve zorg, voor het sociaal domein, of wellicht voor de samenleving? Wie signaleert? Het buurtteam, WMO-loket, welzijnsorganisaties, huisarts of praktijkondersteuner? Wat zouden Netwerken Palliatieve Zorg kunnen betekenen? Want palliatieve zorg gaat ook over kwetsbare mensen in de thuissituatie. Clemens “Ik betwijfel of alle medewerkers van het WMO-loket weten wat palliatieve zorg is en hoe zij daarbij kunnen ondersteunen. Ook ouderen weten niet wat de mogelijkheden zijn.” Wie helpt hen daarbij? Advies van beiden: neem een geschoolde vrijwillige ouderenadviseur mee, of een andere onafhankelijke clientondersteuner, die komt op voor jouw belangen. Al zijn er in de praktijk nog steeds gemeenten die hiervan geen groot voorstander zijn en het (keukentafel)gesprek het liefst met de cliënt alleen willen voeren.

En hebben ze zelf nagedacht en gesproken over de laatste levensfase?

Een volmondig ‘ja’ van allebei. Maar ook een kanttekening. Dat wat jij wilt, stuit soms op weerstand van de naaste. Ik kom wel tegen dat iemand zegt: ‘Zal ik jou eens laten zien wat mijn wachtwoorden zijn en hoe die veilig opgeborgen moeten worden? Dat is handig voor als ik er ineens niet meer ben.’ De ander zegt: ‘Hé doe niet zo eng, nee hoor dat wil ik wil nog niet weten’. Lenie vult aan dat het moment waarop je het gesprek aangaat nauw luistert. “Ik kom bij mensen in het verpleeghuis en toch komt het onderwerp maar af en toe ter sprake.” De drempel om het erover te hebben is hoog en het luistert heel nauw hoe je het benoemt. Zelf heeft ze al 30 jaar geleden de belangrijkste zaken vastgelegd. Clemens heeft zijn cv maar eens gemaakt en voor zijn kinderen naast de Delapolis (uitvaartverzekering) gelegd. “Kunnen ze gebruiken als ik overleden ben”, besluit hij lachend.

Clemens Lambermont (87 jaar) en Lenie de Leeuw (79 jaar) zijn beiden actief als lid van de KBO/PCOB Zeeland en samen al jaren als vrijwilliger werkzaam bij het ouderen- en mantelzorgplatform GENERO (Geriatrisch Netwerk Rotterdam en omstreken, gedeelte provincie Zuid Holland, provincie Zeeland en een gedeelte van Noord-Brabant).

Clemens is daarnaast bij consortium Beter Oud lid van het Ouderenplatform en is deelnemer aan de ouderenwerkplaatsen van Beter Oud. Op voordracht van Genero en Beter Oud is hij vorig jaar november benoemd tot lid van de Raad van Ouderen die vorig jaar door minister De Jonge is geïnstalleerd in het kader van het Pact voor de Ouderenzorg.

Geen items gevonden